13. Orde

Ondanks het idee dat onze groeiende samenleving zeer complex is, wordt een sterk geloof gehecht aan structuur. De industrie heeft altijd gefloreerd in het procesdenken. Het fijnzinnige hiervan is dat het procesdenken gewoonweg werkt. Niet dat het proces werkt in de zin van menselijke waardigheid – het proces kent geen ethiek, het is een soort wiskundig beginsel. Als mens zijn we van nature aangetrokken tot hiërarchie.

Binnen de stam zou het ondenkbaar zijn om géén hiërarchie te onderkennen. De mammoet moest gedood worden en dat kon alleen door samenwerking. Samenwerking kan alleen in een vorm van hiërarchie. In stamverband zou dat betekend hebben dat het vlees naar inzet en waarde van de stamgenoot verdeeld werd. Met slechts een beperkt en overzichtelijke maatschappijvorm werkt dit uitstekend om te overleven.

Die hiërarchie is nog altijd diep verankerd als basiswaarde voor de mens. Het zijn modellen geworden voor bedrijfsstructuren en staatsinrichtingen. De beloning voor inzet en waarde van de gevestigde burger is echter willekeurig geworden. De verantwoordelijkheid ligt niet meer bij het ‘stamhoofd’ die deze dingen kan overzien, maar bij het individu dat zich conformeert of onderscheidt in het proces, net naargelang dat wat er groei-economisch op waarde geschat wordt.

Onzekerheid is altijd de basis geweest van ons overlevingsvermogen. De onzekerheid is inmiddels zo subtiel geworden, dat we terugvallen op een groots proces – wat misschien wel aan de hand is, maar waar we geen grip op hebben. We kunnen geen zweep meer hanteren, omdat we als ontwikkelde mens vinden dat dat onethisch is, dus moeten we andere manieren vinden om de industrie draaiende te houden, terwijl we niet of nauwelijks iets produceren. Dat betekent dat we een ingeslapen ambtenarenapparaat bezig houden met het schuiven van papier van bureau naar bureau.

Het proces is heilig, dus hoe complexer het proces, hoe meer werkgelegenheid. Dus bedenken we termen als kenniseconomie en innovatietechnologie – terwijl kennis, economie en innovatie zich niet laten opleggen van buitenaf. Deze bewegingen zijn afhankelijk, zoals de inspiratie van de muze. In een industriële samenleving voegt de arbeider zich naar de visie van de fabriekseigenaar. De onderlaag wil zich maar al te graag afhankelijk op stellen van de regerende elite, ze wil een evenwicht bereiken om te overleven, terwijl de groei-economie voor een continue disbalans zorgt.

Het is de mens – of de man – eigen om in processen te denken en erin te geloven. ‘Als we zus en zo doen, dan gebeurt dat en dat, en dan vangen we de mammoet.’ We presenteren het proces alsof we de risico’s uitsluiten – terwijl we weten dat het jagen op een mammoet een risico van leven en dood met zich meebrengt. Het nemen van risico’s heeft onze maatschappij gevormd, maar het ontkennen en afwentelen van risico’s nog meer. Hoe groter het risico, hoe groter de beloning. Ondertussen wordt de basis van onze welvaart laag in geschat. Het is het mammoetvlees in het kwadraat. De jacht is bij uitstek een chaotisch principe, terwijl de jager-verzamelaar waarschijnlijk als basis meer had aan de bessen die verzameld werden om te overleven, dan het exclusieve stuk vlees, zijn we onze maatschappij gaan focussen op het rode vlees. De logica toepassend van het proces van bessenplukken op de risicovolle jacht, de glorie van het individu plaatsend boven dat van de groep. Vanuit Chaos is de wereld ontstaan zeggen de Grieken, ordelijker is het echter nooit geworden.

<— —>