Na lange omzwervingen en slavernij hebben de Hebreeën zich toch ook maar toegelegd op de vestigen van de staat. Het ging ze niet erg gemakkelijk af en uiteindelijk is het ze tot op de dag van vandaag nog steeds niet erg goed gelukt. Je kunt je voorstellen dat de wereld waarin de nomade met zijn kuddes rondtrok sterk aan verandering onderhevig was, en dat een herdersvolk als de Hebreeën zich dan ook danig gedesoriënteerd gevoeld moet hebben.
Oude landschappelijke oriëntatiepunten en rivierbanken werden omgeploegd tot akkers, zodat weideroutes en drinkplaatsen verplaatst moesten worden. Het heilige werd door de stedelijke maatschappij aan de natuur onttrokken en in steen gebeiteld en in nissen van tempels gezet. Door de grote verschillen in landschap in het middenoosten is er daar echter wel een sterk residu achtergebleven van de trots van de nomade.
De nomadestammen zijn teruggedrongen naar de schaarste gebieden, steppen en woestijnen. Met enige regelmaat hebben nomadische stammen, zoals de Turken en Arabieren toch laten zien dat ze goed in staat waren hun mobiliteit in te zetten om macht te verwerven, alvorens ze zich in de oude bastions van Mesopotamië en Byzanthium neervleiden in weelde. Daarbij dienden de infrastructuur en de oude heiligdommen als kompas.
De mobiliteit van de jager-verzamelaar brengt als praktische beperking met zich mee dat bezit een last is. Als je gaat camperen heb je slechts zoveel mee tenemen als je vervoersmiddel kan dragen. De omgeving waarin de jager-verzamelaar geleefd heeft was de alles bepalende factor, waaraan hij zich had te over te geven. Als een stamgenoot stierf moest je hem achter laten op de plek waar hij gestorven was.
Omdat er in de oertijd geen steenhouwerijen en schrift bestond, is hebben ze geen grafstenen laten maken, maar is het aannemelijk dat ze het dode lichaam bedekten met materiaal dat voor handen was: steen en aarde. Drenthenaren hebben deze begrafenisvorm tot een ware kunst verheven door grote zwerfkeien te stapelen en met grond te bedekken. Ook in Egypte hebben ze de bezigheid van stenen stapelen in vroeger tijden erg serieus genomen.
Maatschappijen die in stamverband leven, hebben over het algemeen een sterke associatie met hun voorouders. In Afrika zijn er veel voorbeelden van stammen die nog altijd innig samenleven met de geesten van overleden voorouders. Mocht de jager-verzamelaar in een volgend seizoen langs het graf van een geliefde trekken, dan zullen deze stapeltjes stenen ongetwijfeld als oriëntatiepunt gewerkt hebben. Zoals het kiezelpad op Mount Brandon geflankeerd wordt door vele stapeltjes kiezels die door pelgrims worden onderhouden, zo zal het stapelen van stenen een gebaar van devotie geweest zijn voor de jager-verzamelaar. Respect voor deze oriëntatiepunten ligt ten grondslag aan heiligdommen die zich later ontwikkelden. Het stapelen van stenen is een arbeidsintensieve manier van bouwen en is alleen voorbehouden aan de belangrijkste goden. Het is daarom niet verwonderlijk dat de god van de Hebreeën zich uiteindelijk ook een huis liet bouwen, en later natuurlijk nog vele kerken en kathedralen. Millenia lang was het hebben van een stenen huis voorbehouden aan de goden en de doden. Het is pas recentelijk dat iedereen zich met een dergelijk bouwsel wil identificeren, en het laatste zijn mobiliteit definitief op lijkt te geven.