Infrastructuur betekent zoveel als ‘onderliggende ordening of organisatie’. Als je naar de taalkundige herkomst van structuur kijkt dan is deze verwant aan het werkwoord ‘strooien’. De wereld waarin de moderne mens leeft lijkt georganiseerd en daar geloven we ook in. Ons succes hebben we grotendeels te danken aan dit geloof in de ordening van de schepping volgens een plan. De schepper heeft de infrastructuur neergelegd en wij maken er gebruik van en verbeteren hem bij tijd en wijle.
De meest herkenbare vorm van infrastructuur vormt de basis van onze mobiliteit. Denk aan snelwegen, spoorlijnen en viaducten. Het is een grijze wereld die zich mede door de snelheid van onze verplaatsing los heeft gemaakt van onze woon- en werkomgeving. Als we Wubbo Okkels mogen geloven dan heeft snelheid – zelfs reizen in de trein – een directe invloed op onze tijdservaring ten opzichte van degene die langzaam beweegt of stilstaat. Doordat Wubbo naar de ruimte geweest is, is kwam hij relatief jonger terug op aarde, dan ons gewone sterfelingen.
Dit zou betekenen dat vrachtwagenchauffeurs relatief gezien langer zouden moeten leven, waarschijnlijk wordt dit effect gecompenseerd door verveling. De vrachtrijder en de treinreiziger betreden door hun reizen een andere wereld, die strak geregeerd en gedirigeerd wordt. Over het algemeen is de verschijningsvorm van de infrastructuur er dan ook één die bepaald wordt door de economische groei die hij moet voeden. Praktisch nut en kostenefficiëntie zijn de bepalende factoren voor de stroken asfalt en de – zoals het zo mooi in het jargon heet – kunstwerken.
Het is pas zeer recent ontstaan dat deze mobiliteitsinfrastructuur zo drastisch los is komen te staan van de leefomgeving, en daarmee samenhangend zo beeldbepalend is voor de leefomgeving. De moderne mens wordt alom omringt door beweging. Bij deze beweging hoort dan ook een andere vorm van oriëntatie dan het herkennen van een kerktoren vanaf een huifkar of trekschuit. Bewegwijzering is met de toename van onze snelheid aanzienlijk kleuriger en groter geworden. Om onze mobiliteit verder te bevorderen beschikken we zelfs over geavanceerde navigatiemiddelen, zodat ons vermogen van ruimtelijke oriëntatie verder afneemt. De infrastructuur en de stedelijke omgeving dwingen ons om ons anders te gaan oriënteren. We bewegen ons langs heftige prikkels door een wereld van eentonigheid.
Daar reizen of migreren altijd een zeker risico met zich meebracht, is het risico nooit de snelheid geweest die men hanteerde. Eerder waren het struikrovers of wilde dieren. Concrete risico’s waarop de mens evolutionair redelijk goed voor onderlegd is. Met de ontwikkeling van onze huidige infrastructuren wordt de mens echter blootgesteld aan risico’s waarop nauwelijks te anticiperen is. De snelheid van ontwikkelingen op het gebied van infrastuctuur maakt dat de mens meer en meer is overgeleverd aan de kunde van de ontwikkelaar van de infrastructuur. Onze leefomgeving staat bol van infrastructurele risico’s waar we ons nauwelijks van bewust zijn, en waarvan we er maar op moeten vertrouwen dat deze goed wordt onderhouden. Als bewoner stellen we ons niet de vraag wat er onder straatniveau aan processen plaatsvindt. Er kan in het nieuwsverschijnen dat er een flatgebouw ontploft door een gaslek, of een ziekenhuis onder water loopt en we nemen het ter kennisgeving aan. Ervan uitgaande dat de economische belangen van de leverancier en de overheid groot genoeg zijn om ons voor deze anomaliën te behoeden. Onderhoud staat echter laag op de prioriteitenlijst van de industrie, dus mocht het economisch slechter gaan, dan worden de risico’s van onze infrastructuur alleen maar groter.