En individu heeft in essentie geen rechten, maar daarbij wel recht op alles. Zonder een samenleving is het hebben van rechten ook niet interessant – het gaat dan om overleven. Als je als dier door het bos loopt en iets eetbaars vindt, een konijn, dan eet je dat op, vindt een ander sterker dier jou dan wordt jij opgegeten.
Tegenwoordig vinden we dit geen ethische gedachte meer. Daarom hebben we allerlei systemen om er voor te zorgen dat dit soort voorvallen beperkt wordt, en bedenken we dingen als de Algemene Rechten van de mens, het kind en zelfs het dier. Dat is mooi, maar zolang Amnesty International geen geweldsmonopoly bezit, blijkt het een lastige zaak om op misstanden te kunnen handhaven. Het recht is daarmee voorbehouden aan nette mensen en een zaak van lange adem en vertrouwen.
In de geschiedenis is het hebben van een recht vooral voorbehouden aan mensen met kapitaal. Nog steeds is dat in veel landen gebruikelijk. Vermogen, geweld en recht, vormen de trias politica van de mensheid – hoe beschaafd we dit ook proberen in te kleden. Het is redelijk uniek dat we in de westerse wereld bereikt hebben deze aspecten binnen de staatkunde te scheiden. In de industrie blijkt het efficiënter te werken als deze zaken worden voorbehouden aan de sturende klasse.
Er is pas sprake van recht in een groep. Het is gebruikelijk dat een recht toebedeeld wordt, een recht nemen werkt in de praktijk niet goed. Als je een konijn vangt en dat meeneemt naar de groep, dan kan iedereen wel vinden dat zij ook recht hebben op een stuk konijn – het is aan de vanger van het konijn om deze te verdelen. Een recht geeft men dus om het functioneren van een groep of samenleving te stimuleren.
Andersom kan het natuurlijk ook. Als je vindt dat je recht hebt op een stuk konijn, dan zul je geweld moeten toepassen om het te bemachtigen. Deze vorm van rechtsontwikkeling kost wel meer inspanningen en leidt vaak tot disfunctioneren van de groep, maar het is een manier die veel toegepast wordt.
Homo’s hebben nooit veel rechten gehad, omdat ze afweken van de groep. In onze ogen is een primitief rechtsysteem daarom niet ethisch. Mensen horen gelijke rechten en kansen te hebben. Het toebedelen van rechten is in onze tijd een bezigheid die op groot abstractieniveau plaatsvindt, maar waar wel groot belang aan gehecht wordt. Een rechtssyteem weerspiegeld normaal gesproken de normen die gelden in een samenleving. Met het idee van een mondiale samenleving is dat echter niet meer aan de hand, omdat er geen sprake is van een samenleving.
Het nobele westerse verlichtingsdenken heeft hier in de afgelopen decennia veel misverstanden over gehad. Het functioneren van de westerse samenleving is lang geprojecteerd op dat van zogenaamde primitieve volken. Inmiddels wordt dit ideële denken overboord gezet – en keren we terug naar onze basis en dat is exploitatie. Doordat de industrie een fijnzinnig complex van vestiging heeft doen groeien, beseft de elite dat vestiging geen uitzicht heeft op het maken van winst. Doormiddel van flexibileit en het bewegen van kapitaal is het namelijk niet mogelijk om belasting te heffen, daarnaast onttrekt de nomade zich gemakkelijk aan het gevestigde rechtssysteem. De nomade heeft binnen zijn stam zijn eigen rechtssysteem, of deze nomade nu een zigeuner is of een multi-national.